Ga naar de inhoud

Sixteen Tons

Clear Histories: een blog over countrymuziek

Nr. 2, maart 2022

De arbeidsomstandigheden in de kolenmijnen

Sixteen Tons

Toen het mijnen van steenkool met de hand gebeurde, was het laden van 16 ton steenkool een ontgroeningsritueel voor nieuwe medewerkers. Het ging erom de steenkool in vrachtwagens of lorries te krijgen. Normaal gesproken stond er 8 of 9 ton voor een dag hard werken, maar de net aangenomen medewerker moest 16 ton laden op zijn eerste dag. De andere laders hielpen hem dan niet, maar hielden vooral in de gaten of dit lukte…
Laten we eens verder kijken naar de tekst van het lied Sixteen Tons. Bekend geworden door Merle Travis al wordt zijn auteurschap betwist. Daarover later meer…

Hoesfoto single Merle Travis

Sixteen Tons
Some people say a man is made outta’ mud
A poor man’s made outta’ muscle and blood
Muscle and blood and skin and bones
A mind that’s a-weak and a back that’s strong

You load sixteen tons, what do you get?
Another day older and deeper in debt
Saint Peter don’t you call me ‘cause I can’t go
I owe my soul to the company store

“A poor man’s made out of muscle and blood” 

Het werk in de mijnen was zwaar en gevaarlijk. Niet alleen zwaar voor de rug en de spieren, maar ook vanwege de slechte ventilatieomstandigheden, waardoor huid- en voetinfecties veel voorkwamen. Daarnaast liep de mijnwerker het risico de gevreesde pneumoconiose (zwarte longziekte) op te lopen. De dagen waren lang en de mijnen donker. Alleen de fysiek sterksten konden de werkomstandigheden verdragen.

“Another day older and deeper in debt”

De betaling was minimaal. Werknemers kregen als loon geen contant geld uitbetaald. Ze werden betaald met wat een “scrip” werd genoemd, een tegoedbon voor de bedrijfswinkel. In de door het bedrijf gerunde winkel moesten arbeiders en hun families hun spullen kopen. Deze vorm van uitbuiting was gangbaar in de industrialisatieperiode van de 18e en 19e eeuw. Misschien wel het meest ontmoedigende aspect van deze gedwongen winkelnering was dat het de arbeiders onmogelijk maakte om te sparen.

“I owe my soul to the company store”

Gezinnen en arbeiders woonden vaak in appartementsgebouwen van het bedrijf. Op het loon van de mijnwerker werden huur (en verwarmingskosten) ingehouden. Ter verhoging van de bedrijfswinst werden deze kosten van levensonderhoud overdreven. Ook de prijzen van de verbruiksartikelen uit de bedrijfswinkel waren hoog. Dat wat het tegoed niet dekte kon daarom op krediet worden gekocht. Veel mijnwerkerfamilies bouwden zo een schuld op die groter was dan hun wekelijkse loon. Zo ontstond al snel een neerwaartse spiraal, waarbij de kredieten iedere maand verder opliepen.  Het was een gat waar ze zichzelf nooit uit konden graven. Schuldenaars en hun families waren gebonden aan een leven van dienstbaarheid totdat de schuld was betaald. In de Verenigde Staten hield dit systeem stand totdat stakingen er een eind aan maakten.[1] In Nederland was de gedwongen winkelnering de aanleiding voor een grote staking van veenarbeiders. In 1906 werd er een einde aan gemaakt in Nederland.

[1] Volgens de West Viriginia Historical society mochten de arbeiders zelf besluiten hoe ze hun loon wilden ontvangen: als contant geld, of als tegoedbon. Bovendien hadden ze alternatieven: de postorderbedrijven, en was de bedrijfswinkel (als transportkosten werden meegenomen) wel degelijk voordeliger. Zie: https://www.steynonline.com/4434/sixteen-tons

George Davis of Merle Travis?

Er doen verschillende verhalen de ronde over de oorsprong van het lied. Meestal wordt het toegeschreven aan Merle Travis –zelf afkomstig uit de mijnstreek Muhlenberg County in Kentucky. Het initiatief voor het lied lag bij Capitol records. Dankzij Woody Guthrie en Burl Ives werden in de jaren 1940 Amerikaanse folksongs heel populair. Travis groeide op tussen mijnwerkers. Zijn vader speelde banjo, Merle speelde gitaar. Aan Merle Travis werd gevraagd ook een “folksong” te schrijven. Hij baseerde zich daarbij op uitspraken van zijn vader “I can’t afford to die. I owe my soul to the company store” en een brief van zijn broer: waaruit de regel “another day older and deeper in debt” kwam.  Het werd later uitgebracht op Capitol’s LP “Folk Songs From The Hills” uit 1947. Vrijwel meteen was het nummer controversieel vanwege het “pro-communistische karakter”. Sommige radiostations kregen advies van de FBI om Travis’ platen niet af te spelen, omdat ze hem als een ‘communistische sympathisant’ beschouwden. In 1955 is het heel populair geworden in versie van Tenessee Ernie Ford.

Hoesfoto single George Davis

Het auteurschap van Merle Travis wordt echter betwist: ook George Davis “de zingende mijnwerker uit Hazard” claimt het lied in de jaren 1930 te hebben geschreven. Oorspronkelijk zou het lied Nine to Ten Tons als titel hebben gedragen. Deze claim  is wat lastig te onderbouwen, omdat er anders dan de opname uit 1966 (dus ruim na het verschijnen van Sixteen tons), geen opgenomen versie is. George Davis werkte al in de kolenmijnen sinds zijn 13e. Nadat hij zijn arm bezeerde bij een mijnongeluk, concentreerde hij zich op het schrijven van liedjes over de problemen van de arbeiders. Zijn album uit 1967 heet dan ook “When Kentucky Had No Union Men”. George Davis werd als zanger en disc-jockey heel populair. Volgens hemzelf heeft hij het lied Sixteen Tons geschreven, en heeft Merle Travis een paar regels veranderd en het auteurschap geclaimd. Wellicht zijn beide verhalen met elkaar te verenigen doordat (een deel) van Sixteen Tons misschien als lied bekend was als folklore, en dat beide zangers er hun eigen bewerking van hebben gemaakt?  

Verhaal

Hoe het ook zij, Sixteen Tons is een mooi lied, geschreven als een “folk song”, over de zware arbeidersomstandigheden van de mijnwerkers. Het beste is er gewoon naar te luisteren en te genieten van de puntige quotes en de krachtige beeldspraak.

Links en referenties

Maurits de Graaf schrijft in dit blog over de vaak lange historie van countryliedjes en over invloedrijke personen in het country genre.